zondag 14 juni 2015

Onderwijs is niet alleen een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.


Het lezen van het boek Het prachtige risico van onderwijs van onderwijspedagoog Gert Biesta maakte mij ervan bewust wat er het afgelopen decennium met mij als docent gebeurd is.
Volgens Biesta bestaat goed onderwijs uit drie domeinen:

·         Kwalificatie: het je eigen maken van kennis en vaardigheden;
·         Socialisatie: je voorbereiden op een leven als lid van een gemeenschap en kennismaken met tradities en praktijken;
·         Subjectivering: vorming van de persoon.

Bij goed onderwijs stelt een docent zich voortdurend de vraag wat hij/zij in elk van deze domeinen wil bereiken en weet hij/zij een balans te vinden tussen deze drie dimensies. Vanzelfsprekend kan het accent verschillen per periode. Vlak voor een examen ligt de nadruk meer op het kwalificatiedomein en in een periode van sociale onrust, zoals bijvoorbeeld na de aanslag op Charlie Hebdo, staat het domein van de subjectivering centraler. Maar bij zinvol onderwijs is er op termijn altijd sprake van een evenwicht.

Dit evenwicht heb ik jaren gehad. Vroeger hield ik me niet bezig met wat voor gemiddelde mijn leerlingen het Centraal Examen (CE) ingingen. Ik beoordeelde de leerlingen op de vraag wat ze waard waren. Ik gaf lessen waar cultuuroverdracht, meningsvorming en denkvaardigheden een wezenlijk onderdeel vanuit maakten. Mooie discussies waren dat als we in de klas spraken over het verschil tussen het naturalisme en het existentialisme. Is het lot van een mens al bepaald bij de geboorte of is het fundamentele recht van de mens de mogelijkheid om keuzes te maken en zichzelf daardoor te definiëren? Het onderwijs in mijn vak, de Franse taal, was in die tijd vooral het bijdragen aan persoonlijke vorming en het nadenken over tradities. School heeft een belangrijke functie voor de samenleving als het gaat om het doorgeven van normen en waarden. Juist daar ligt ook de potentie van mijn vak. Maar ook is dat de motivatie voor mijn docentschap: jonge mensen op weg naar volwassenheid handreikingen bieden om te leren het leven te vieren en weerbaar in de wereld te durven en te kunnen zijn. Het waren jaren waarin ik altijd leerlingen had die mijn vak gingen studeren. 

Geleidelijk kwam er een ommekeer. Het onderwijs kwam steeds meer in een meetcultuur terecht en het onderwijsproces werd synoniem aan platte cijferreeksen, het liefst van internationale classificatietabellen waarin we onszelf konden vergelijken met andere landen. De discussie ging hoe langer hoe minder over de kern van goed onderwijs, maar steeds meer over wat de opbrengsten en het rendement ervan waren. Het onderwijsjargon bestond uit termen als opbrengstgericht, evidence-based, efficiëntie en doeltreffendheid. Indien de resultaten niet conform de verwachtingen waren, werd er op landelijk niveau een toets tussen geplaatst als extra controlemiddel alsof dit de beste remedie was. Op schoolniveau hebben talrijke secties het afgelopen decennium plannen van aanpak moeten schrijven voor een management dat met deze opdracht een oordeel van wantrouwen uitsprak. De cultuur van meten en vergelijken sloeg door en dit had zijn repercussie op de inhoud van het onderwijs. De disbalans tussen de drie bovengenoemde domeinen werd steeds groter ten gunste van het kwalificatiedomein. Veel examinatoren begonnen het hebben van examenklassen ook meer belastend te vinden. Als laatste docent in een estafettereeks werd de examinator vooral afgerekend op de finale toetsing van het CE. Was het verschil SE (Schoolexamen) en CE niet te groot? Hoe was de score t.o.v. het landelijk gemiddelde? 

Jarenlang ben ik zo’n docent in disbalans geweest die zich gegijzeld voelde door een productieachtig systeem waarin ik niet geloofde. Het onderwijs werd gereduceerd tot één doel: voldoende scores behalen in de rankinglijstjes.  De pedagogische dimensie van denken over onderwijs als een existentieel proces verdween steeds meer naar de achtergrond. De spagaat waarin met name talendocenten zitten vanwege de verschillende vaardigheden die getoetst worden bij het SE tegenover die van het CE maakte dat veel talendocenten teaching to testing gericht werden met als gevolg dat ze steeds meer de nadruk legden op het lezen van examenteksten. De vraag waartoe dit onderwijs diende drong zich steeds vaker aan me op. Het klaarstomen voor het CE had weinig te maken met een voorbereiding op het academische lezen dat mijn leerlingen in vervolgopleidingen nodig zouden hebben. In het rapport van de vakvereniging Levende Talen Effecten van sturing op discrepantie tussen cijfers van het centraal examen en het schoolexamen bij de talen staat dat het welbevinden van talendocenten mede hierdoor ook is afgenomen. Om mij heen zag ik steeds meer docenten noodzakelijke vaardigheden verder loslaten ten gunste van die ene heilige vaardigheid van het CE. Het gaat het kader van deze blogbijdrage te boven om mijn vurige wens dit CE te herijken te staven met verdere argumenten.

Ook ik heb me steeds verder laten terugduwen in het domein van de kwalificatie en dat ging ten koste van de socialisatie en subjectivering. Onderwijs is zeer zeker het zich eigen maken van kennis en vaardigheden, laat daar geen twijfel over bestaan. Mijn leerlingen lachen altijd als ik beweer dat het hebben van gedegen parate kennis noodzakelijk is om snel verbindingen te kunnen leggen in gesprekken, om creatief te kunnen zijn en om kritisch te kunnen denken. Maar zinvol onderwijs gaat verder dan alleen objectieve kennisoverdracht, het gaat vooral ook over het openen van ervaringen en betekenissen en voor veel leerlingen is school de enige plek waar ze dit soort doorslaggevende ervaringen opdoen. Biesta noemt school terecht een oefenplaats voor de samenleving; een plek tussen thuis en de straat waar nog geoefend mag worden. Onderwijs is bedoeld om leerlingen thuis te laten raken in de wereld. Datgene waar de essentie ligt in talenonderwijs, namelijk deze mensvormende waarde van literatuur, is door de overkwalificatie van het meten in gedrang gekomen. Juist in een tijd waarin aanslagen, onthoofdingen en verdrinkingen deel uitmaken van ons dagelijks spectrum is het een primordiale taak van het onderwijs om samen met de leerlingen na te denken over wie we zijn, waar we staan en wat ons collectieve geheugen is. Het is een cruciale fout om literatuuronderwijs te marginaliseren. Literatuuronderwijs is nadenken over jezelf in relatie tot deze literaire teksten en het meegeven van een moreel besef als kompas voor de wereld van de volwassenen. 

Maar ik ben terug en sta zelf weer aan het roer. De ruimte die ik de afgelopen jaren geleidelijk heb prijsgegeven, heb ik volledig heroverd. Ik ben weer een docent in balans en het voelt als een bevrijding. Vol tevredenheid kijk ik naar mijn 6vwo-klas. Ik heb mijn leerlingen goed voorbereid op hun CE, ik heb ze op reis genomen door het literaire landschap van de Middeleeuwen tot heden, het gros kan zich voldoende tot goed uitdrukken in de doeltaal en we hebben veel geluisterd naar muziek. We hebben gedichten en literaire teksten gelezen over vrijheid, teksten over wat totalitaire regimes met mensen doen en teksten waarin één mens een verschil in de wereld gemaakt heeft. Mijn 6vwo-klas was diep ontroerd door het boek Par le Feu van Tahar Ben Jelloun waarin het levensverhaal van Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak en hiermee van de Arabische wereld een brandhaard maakte, verteld wordt. We hebben nagedacht en gesproken over wat hem bewogen heeft tot deze daad en mijn leerlingen waren zichtbaar geëmotioneerd. 

Een van de laatste lessen beluisterden we mijn lievelingsgedicht Et un sourire. In deze klas heeft een aantal leerlingen al persoonlijk verlies meegemaakt. Ik vertelde mijn leerlingen dat dit gedicht mij altijd hoop gegeven heeft in tijden van verdriet en het me daarom zo dierbaar is. Op het kruispunt van school en samenleving hoop ik ze de boodschap mee te geven dat ieder mens hier vroeg of laat mee te maken krijgt, maar dat er in moeilijke tijden altijd iemand of iets over is om voor te leven. Een leven, het leven om samen te delen.
Onderwijs is niet alleen een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.

Et un sourire                                                     En een glimlach
La nuit n’est jamais complète                             Het is nooit volledig nacht
Il y a toujours puisque je le dis                           Er is altijd omdat ik het zeg
Puisque je l’affirme                                            Omdat ik het beweer
Au bout du chagrin une fenêtre ouverte              Aan het eind van verdriet een open raam
Une fenêtre éclairée                                          Een verlicht raam
Il y a toujours un rêve qui veille                         Er is altijd een droom die waakt
Désir à combler faim à satisfaire                        Een wens om te vervullen honger om te stillen
Un cœur généreux                                            Een gul hart
Une main tendue une main ouverte                    Een gestrekte hand een open hand
Des yeux attentifs                                             Aandachtige ogen
Une vie la vie à se partager.                              Een leven het leven om samen te delen

Paul Eluard