Ik begin met het voordragen van een
bekend Frans gedicht. Een aantal onder u zal zich dit gedicht herinneren van de
middelbare school. Le cancre, de domkop van Jacques Prévert.
Le cancre
|
De
domkop (vertaling Leo Mesman)
|
Il dit non avec la
tête
mais il dit oui avec
le cœur
il dit oui à ce qu’il
aime
il dit non au
professeur
il est debout
on le questionne
et tous les problèmes
sont posés
soudain le fou rire le
prend
et il efface tout
les chiffres et les
mots
les dates et les noms
les phrases et les
pièges
et malgré les menaces
du maître
sous les huées des
enfants prodiges
avec des craies de
toutes les couleurs
sur le tableau noir du
malheur
il dessine le visage
du bonheur.
|
Hij
schudt nee met zijn hoofd
maar zegt ja met zijn hart
hij zegt ja tegen wie hij mag
hij knikt nee tegen de leraar
hij staat voor de klas
er worden vragen op hem afgevuurd
en alle mogelijke opgaven
plotseling krijgt hij de slappe lach
en veegt hij alles uit
de cijfers en de woorden
de jaartallen en de namen
de zinnen en de strikvragen
en meesters dreigementen trotserend
tekent hij onder luid gejoel van de besten van de klas
met krijtjes in alle kleuren
op het zwarte bord van narigheid
het portret van het geluk.
|
Alle componenten van onderwijs zijn in
dit gedicht aanwezig. We zien hier een leerling, een leraar en lesstof: de
cijfers, de woorden, de jaartallen en de namen. De Fransen noemen dit le triangle pédagogique. In
vakliteratuur spreekt men ook wel van een triadische relatie: iemand
onderwijst, iemand wordt onderwezen en er wordt iets onderwezen.
We willen veel in het onderwijs: staatssecretaris,
inspecteurs, opleiders, docenten, ouders, pedagogische onderwijsinstituten
kunnen van alles willen én bedenken, maar het plezier van leren, wat de Fransen
zo mooi ‘la joie d’apprendre’ noemen kun
je niet afdwingen. Degene die onderwezen wordt, moet wel willen. ‘Le plaisir d’apprendre’ moet wel ontstaan.
Een kind zoals in dit gedicht dat de slappe lach krijgt, een kind dat liever
naar buiten kijkt tijdens je les, een kind dat liever what’s appberichten bekijkt,
het is niet alleen de realiteit van iedere dag maar het is tegelijkertijd ook de
uitdaging van iedere dag. Kinderen in onze klas doen nu eenmaal niet altijd wat
wij van ze verlangen.
Hoe geven we ons onderwijs zo vorm dat
een kind deze ‘joie d’apprendre’, ervaart en het liefst ook nog wil delen met
anderen? Wiskundesommen maken of rijtjes onregelmatige werkwoorden stampen is niet
altijd enthousiasmerend.
Volgens Meirieu draait alles in het onderwijs
om de dialoog tussen docent en leerling. Deze dialoog is het voertuig van de
vorming. Via de relatie die een onderwijzer onderhoudt met zijn leerling biedt
hij/zij toegang tot de lesstof.
Is de onderwijzer uit dit gedicht in
dialoog met zijn leerling?
Heeft de leerling uit dit gedicht
toegang tot de lesstof? Hij veegt immers alles uit: de namen, de jaartallen, de
zinnen en ook de strikvragen.
Geeft deze leraar om dit kind? Zien we hier
niet de onmacht, de verschrikkelijke machteloosheid van de onderwijzer die zijn
toevlucht neemt tot disciplinerend handelen? Deze leraar blijft dreigen en hij stelt
ook nog strikvragen. Heeft deze leraar de smaak van overdracht: le goût de la transmission?
Meirieu zegt terecht dat je je vak als
leraar alleen kunt uitoefenen als je geeft om je leerlingen. En die liefde voor
je leerlingen zegt Meirieu gaat altijd hand in hand met de liefde voor de
wereld. Het gaat om het kind én de wereld.
Wij, leraren zijn essentieel. Wij zijn
het hart van het onderwijs. Via deze dialoog komt de vorming van het kind op gang
en krijgt het kind toegang tot de wereld.
Dit gedicht gaat ook over weerstand: de weerstand van
een kind tegen de manoeuvres van een onderwijzer. Onderwijs gaat in principe
altijd over weerstand, over frustratie over discontinuïteit. De vraag is hier dan:
hoe ga je met die weerstand om? Je kunt
je afvragen of onderwijs ook niet bedoeld is om kinderen vast de wereldse
weerstand te doen ervaren. Die zullen ze later vaker tegenkomen. Zaak is dan
wel om die weerstand positief te duiden en om te zetten in een ontmoeting.
Onderwijs is een interactioneel proces. Deze weg van
overdracht heeft altijd iets magisch; daar ontstaat ‘la joie d’apprendre’.
In hoofdstuk 1 van De plicht om weerstand te bieden
spreekt Meirieu over Socrates als de belichaming van de perfectie van
overdracht. We zien een
Socrates die tegen zijn leerling roept: ‘Zonder
jouw inzet, jouw aandacht, jouw bereidwilligheid, kan ik niets voor je doen.
Als jij je niet inzet, stranden wij samen.’ Maar hoe hen te onderwijzen die niet willen,
die geen belangstelling hebben?
De dialoog tussen leraar en kind is de
crux van goed onderwijs. Deze dialoog, dit pact is bepalend voor wat er gaat
komen. Door een dialoog waar er iets van de leerling gevraagd wordt, waar
kansen geboden worden om lesstof te doordenken, waar ervaringen gedeeld worden,
worden het kind en de wereld bij elkaar gebracht. Heeft deze dialoog de vorm van een
gezamenlijke intellectuele onderneming, van een verbond dan zal het de
leerlingen helpen om als subjecten te verschijnen zegt Meirieu. Meirieu spreekt dan van leerling-subject. Goed onderwijs is dus onderwijs waarbij
de leerlingen als subject kunnen verschijnen.
Wat
bedoelt Meirieu hiermee?
Laten
we het woord subject nader bekijken. We
weten dat subject het onderwerp betekent maar als je het woord etymologisch bestudeert
zie je:
Sub
= sous / onder
Jacere
= jeter / werpen
Dan
betekent subject dus ook zoiets als geworpen zijn/onderworpen zijn. Er gebeurt dus
iets met ons dat deels buiten onszelf ligt. Je wordt geworpen.
Ik
ben ook op zoek gegaan naar de etymologie van éduquer het Franse woord voor vormen,
opvoeden. Zou ik daar ook deze essentie terugvinden van goed onderwijs? Het
Franse woord éduquer komt ook uit het Latijn van educare (voeden,vormen) en ex
ducere. Dat betekent guider, conduire hors de: leiden buiten, gidsen buiten, en
met name dus hors de soi-même dus buiten jezelf en in de wereld getrokken zijn.
Dat is de essentie van onderwijs.
Terug naar het kind in het gedicht. Er is geen sprake
van een socratische pedagogiek: de wil tot
onderwijzen en het verlangen om te leren komen niet samen. Wat ontbreekt is de liefde voor het
kind, het vertrouwen in het kind en daardoor het vermogen om de weerstand te
breken. Er is sprake van een geblokkeerde dialoog waardoor het kind niet als
subject kan verschijnen.
Hier duikt een
paradox op die Meirieu als volgt verwoordt: ‘ce qui l'intéresse n'est pas toujours dans
son intérêt et ce qui est dans son intérêt ne l'intéresse pas vraiment.’ Vrij
vertaald betekent dat: wat een leerling interesseert is niet altijd in zijn
belang en dat wat in zijn belang is, interesseert hem niet echt. ‘Dienen we ons
te baseren op datgene wat leerlingen interesseert, met het risico dat
essentiële kennis vergeten wordt’ vraagt Meirieu ‘of moeten we hen taken
opleggen die voor hen betekenisloos lijken, met het risico dat alleen de happy
few er ooit het belang van inzien?’
Meirieu verheldert
dit. ’Het zal voor ieder helder zijn dat
datgene waar het kind ‘spontaan belangstelling voor heeft’ niet altijd ‘in zijn
belang is’, en vice versa. De onmiddellijke belangstelling van veel leerlingen is
vaak pover, oppervlakkig en stereotiep. Bovendien verschilt zij sterk naar
gelang eerdere sociale en culturele ervaringen. Deze belangstelling staat ver
af van datgene wat de onderwijzer nodig heeft om de groei te stimuleren en bij
te dragen aan de ontwikkeling van het kind.’
In De plicht om weerstand te bieden
schetst Meirieu ons huidige tijdperk als een tijd waarin de hegemonie van de marketing
onze jeugd in een wurggreep heeft van directe behoeftebevrediging die gepaard
gaat met een versnippering in focus. Welke pedagogiek kan hier weerstand bieden,
welke pedagogiek helpt om een leerling niet alleen object te laten zijn en
dingen te laten ondergaan, maar leerlingen als subject te laten verschijnen als
actoren van hun eigen worden?
In het boek van Meirieu dat Simon
vertaald heeft staan 10 manieren hoe je als docent kunt bijdragen aan dit
verschijnen van je leerlingen als leerling-subject. Je kunt het het beste zien
als zijnde tien facetten van een onderwijskundig en opvoedkundig project.
Ik licht er 2 uit.
1 Een leerling als
subject is in staat
in de wereld te zijn zonder er altijd het centrum van te willen zijn.
Een leerling krijgt
toegang tot zijn subjectiviteit
doordat hij in staat wordt gesteld een precieze plaats in de groep in te
nemen, met de rechten en plichten die voortvloeien uit de rol die hij speelt.
2 Een leerling
als subject is in staat
het verlangen om te willen weten te transformeren tot een verlangen om te
leren.
Een leerling krijgt
toegang tot zijn subjectiviteit
door hem onderdeel te maken van projecten die hem in beweging brengen en in
staat stellen obstakels te overwinnen, die weliswaar lastig, maar wel
overkomelijk zijn.
Onderwijs moet onze leerlingen de kans
geven om in de wereld te komen. Maar onze wereld is veranderd schrijft Meirieu.
De aanslagen in januari 2015 op Charlie Hebdo kwamen keihard aan. Maar daar was
nog iets te bedenken zoals wraak op het plaatsen van de karikaturen.
Met de aanslagen van 13 november werd onze
jeugd definitief geconfronteerd met wat je in het Frans ‘le mal absolu’ noemt.
Tot die dag was het absolute kwaad iets waarover je alleen gehoord had tijdens
de geschiedenislessen: de Holocaust. Vanaf die avond van de 13e
november kwam het kwaad als een kanonschot het leven van al onze kinderen
binnen. Vanaf nu was opeens iedereen slachtoffer.
Hoe kijk ik als leraar aan tegen de ontwikkelingen
van vorig jaar?
Het is een afgrijselijke constatering
dat de daders van de aanslagen van Charlie Hebdo en die van 13 november
afkomstig zijn uit ons onderwijssysteem.
Hebben zij geen leraren gekend die hen hebben onderwezen dat de wereld als één
grote tafel is waaraan iedereen een plek heeft en waarin iedereen een ander
perspectief op die wereld kan en mag hebben? Dit zijn de woorden van Hannah
Arendt.
Eens te meer besef ik
dat juist nu goed onderwijs primordiaal is.
Ik keer terug naar de
10 handreikingen van Meirieu waar ik u net over vertelde. Graag deel ik nog 2 van
deze schitterende handreikingen van Meirieu met U.
1 Een leerling als
subject is in staat
afstand te nemen om te luisteren naar zienswijzen van anderen, buiten en in zichzelf.
Een leerling krijgt
toegang tot zijn subjectiviteit
door hem in dialogische situaties te brengen, ertoe te brengen systematisch
te onderzoeken wat hij zegt en wat hij doet vanuit het gezichtspunt van de
ander.
Voor mij als docent
ligt hier een taak. Laten we leerlingen leren om perspectief te nemen, om zich
te verplaatsen in een ander.
2 Een leerling
als subject is in staat
zich te onttrekken aan de verleiding en de greep van een persoon, voorwerp
of groep.
Een leerling krijgt
toegang tot zijn subjectiviteit
door hem in staat te stellen het risico te nemen anders te zijn, zonder hem
binnen de groep in gevaar te brengen.
Ik citeer uit Meirieu uit De
plicht om weerstand te bieden:
‘Hiervoor moet de leerling in
toenemende mate zelfstandig kunnen
bestaan en ‘voor zichzelf leren
denken’. Volwassenen moeten hem, als
overdragers van de vrijheid,
toestaan verschillend te durven zijn. Opvoeders moeten een partnerschap met hem
sluiten om hem te helpen
weerstand te bieden aan alle vormen
van druk om aan de norm te voldoen, of deze nu familiaal, tribaal, commercieel
of ideologisch zijn. Concreet genomen moeten we de assimilatie en de
vernedering verbannen en de leerling verschillende culturele werelden laten ontdekken.’
School is de plek waar we deze dialoog
met de plurale wereld aangaan.
Diep geraakt ben ik door het slot van
het boek van Meirieu waarin hij een pleidooi houdt voor de tien noodzakelijke
hervormingen om een democratische school te bouwen en zo het hoofd te bieden
tegen de uitdagingen van de toekomst. Ik
onderschrijf alle tien de genoemde
middelen met heel mijn hart, maar wil er één met u delen.
We moeten overstappen van een
tunnelvisie-logica naar een logica van uitwisselingen en ontmoetingen.
‘Een leerling moet niet alleen toebehoren aan een klas, een
bepaald profiel of vak, maar moet ook de mogelijkheid hebben om leerlingen uit
andere klassen, niveaus, profielen of vakken te ontmoeten. Hij moet tijdens
zijn schooltijd het anders-zijn van anderen kunnen ontdekken, met oog voor de specifieke behoeften en vragen van de ander op dat
moment.
Naar mijn idee bieden wij leerlingen
veel te weinig ontmoetingen die gebaseerd zijn op diversiteit.
Ik hoop dat ons onderwijs onze
leerlingen leert om perspectief te nemen, om zich te verplaatsen in deze ander,
dat het hen in aanraking brengt met dat wat buiten henzelf ligt, dat ons
onderwijs hen helpt om verantwoordelijkheid te kunnen en willen
dragen voor wat zij straks de wereld in gaan brengen.
Als leerkrachten bewegen we voortdurend tussen
theorie en praktijk, tussen nieuwsgierigheid, verrassing, bemoediging en
vertrouwen. Ik ben ervan overtuigd dat door vertrouwen en bemoediging veel
gelukkige ontmoetingen tussen kennis en leerling tot stand komen. Onlangs
citeerde Meirieu op twitter mijn lievelingsdichter Paul Eluard: ‘Toute caresse,
toute confiance se survivent.’ Een liefkozend gebaar en vertrouwen zullen
altijd overleven. Ik voeg daarbij zelf altijd de glimlach als bemoediging: le
sourire.
|
Janusz Korczak 1878-1942 |
Maar helaas lukt het niet altijd, zoals
in dit gedicht, om een kind tot leerling-subject te brengen. De dialoog komt
niet altijd tot stand. ‘We weten het als
geen ander als leerkracht. Er zijn fouten die je steeds weer zult maken want je
bent een mens en geen machine’ zei de pedagoog Janusz Korczak. Hij maakt
deel uit van de lijst van ruim 60 pedagogen die weerstand hebben geboden. U
vindt dit schitterende overzicht van pedagogen achterin het vertaalde boek.
Ook in het Franse boek le Sagouin van
François Mauriac gaat het mis. Een verwaarloosd
kind Guillou ontvangt op een cruciaal moment niet het vertrouwen van zijn
onderwijzer. Het boek eindigt grandioos met een reflectie van dezelfde
onderwijzer die terugdenkt aan de lerarenopleiding waar hij geleerd heeft wat
de etymologie van het woord instituteur is; celui qui établit, celui qui instruit,
celui qui institue l’humanité dans l’homme. Hij is het die de wereld, de
menselijkheid, het mens zijn in het kind brengt. Deze onderwijzer troost
zichzelf dan met de woorden: ‘maar er
zullen nog andere Guillous op mijn weg
gaan komen.’
Ik zou een lans willen breken voor het
lezen van zowel Biesta als Meirieu op de lerarenopleiding. Waarom spreken
Meirieu en Biesta mij aan? Bij beide staat centraal: wat wil je bereiken met
onderwijs en opvoeding? Inhoud, relatie en doel daar draait het om. ‘Kinderen leren iets van iemand met een
bepaald oogmerk’ zou Biesta zeggen.
Beide denkers houden me scherp en geven
richting aan mijn onderwijspraktijk. Ze vragen me om voortdurend op mezelf te
reflecteren als docent. Eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat het wel wat van je
vergt als lezer om hun doorwrochte ideeënwerk binnen te laten komen. Soms
overstijgt hun gedachtengoed me. Maar daar houd ik van! Juist van lesstof die
je overstijgt leer je zegt Meirieu. Ik interpreteer en plooi hun gedachtengoed
dan naar mijn eigen onderwijspraktijk.
Dankzij de inzet van René Kneyber voor het werk van
Biesta en van Simon Verwer met deze waardevolle vertaling van Meirieu zijn
beide denkers toegankelijk gemaakt voor
een groot publiek. Ik kan u verzekeren dat het vertalen uit het Frans geen
sinecure is. Simon: ik maak een diepe buiging voor je. Ik was zo benieuwd hoe
je bepaalde woorden als l’éducabilité, l’éthique de l’altérité haast onvertaalbaar,
zou verwoorden zonder aan kracht in te boeten. Ik geef nog een tip mee aan de
uitgever René Kneyber. Vraag Simon om zo snel mogelijk Lettre à un jeune professeur te
vertalen zodat ook deze parel zo spoedig mogelijk op de boekenlijst van alle lerarenopleidingen
gezet kan worden. Er is haast bij om toekomstige docenten toegang te geven tot
dit gedachtengoed en met hen het gesprek aan te gaan over de urgentie van goed
onderwijs en hen er ook op te wijzen dat een docent niet alleen lesgeeft maar ook
het goede voorbeeld moet geven in het cultiveren via wetenschap, historie en
literatuur van een rijk innerlijk leven. Jonge leraren dienen deze dimensies
ook te kennen. Dat mis ik helaas wel eens.
Monsieur le professeur tot slot nog een
kort woord tot u.
Onlangs sprak u de woorden dat er twee
dingen vreselijk ontbreken aan het onderwijs vandaag de dag: hoop die gedragen wordt door moed: ‘deux choses qui manquent cruellement à
l'éducation aujourd'hui: de l'espoir porté par du courage.’
Ik weet dat u, net als ik, houdt van de
dichter Paul Eluard.
Daar waar ik begon met een gedicht, wil
ik ook eindigen met een gedicht. Een gedicht van hoop en vertrouwen dat ik
altijd deel met mijn examenleerlingen voor ik ze loslaat als docent en ze
letterlijk de wereld in laat gaan.
Et un sourire
La nuit
n’est jamais complète
Il y a
toujours puisque je le dis
Puisque je
l’affirme
Au bout du
chagrin une fenêtre ouverte
Une
fenêtre éclairée
Il y a
toujours un rêve qui veille
Désir à
combler faim à satisfaire
Un cœur
généreux
Une main
tendue une main ouverte
Des yeux
attentifs
Une vie la
vie à se partager.
|
En een glimlach (vert: L. Breek)
Het is nooit volledig nacht
Er is altijd omdat ik het zeg
Omdat ik het beweer
Aan het eind van verdriet een open raam
Een verlicht raam
Er is altijd een droom die waakt
Een wens om te vervullen honger om te stillen
Een gul hart
Een gestrekte hand een open hand
Aandachtige ogen
Een leven het leven om samen te delen
|