Het lezen van het boek Het prachtige risico van onderwijs van onderwijspedagoog Gert Biesta maakte mij ervan bewust wat er het afgelopen decennium met mij als docent gebeurd is.
Volgens Biesta bestaat
goed onderwijs uit drie domeinen:
·
Kwalificatie: het
je eigen maken van kennis en vaardigheden;
·
Socialisatie: je
voorbereiden op een leven als lid van een gemeenschap en kennismaken met tradities en praktijken;
·
Subjectivering:
vorming van de persoon.
Bij goed onderwijs stelt
een docent zich voortdurend de vraag wat hij/zij in elk van deze domeinen wil
bereiken en weet hij/zij een balans te vinden tussen deze drie dimensies.
Vanzelfsprekend kan het accent verschillen per periode. Vlak voor een examen
ligt de nadruk meer op het kwalificatiedomein en in een periode van sociale
onrust, zoals bijvoorbeeld na de aanslag op Charlie Hebdo, staat het domein van
de subjectivering centraler. Maar bij zinvol onderwijs is er op termijn altijd sprake
van een evenwicht.
Dit evenwicht heb ik jaren
gehad. Vroeger hield ik me niet bezig met wat voor gemiddelde mijn leerlingen
het Centraal Examen (CE) ingingen. Ik beoordeelde de leerlingen op de vraag wat
ze waard waren. Ik gaf lessen waar cultuuroverdracht, meningsvorming en
denkvaardigheden een wezenlijk onderdeel vanuit maakten. Mooie discussies waren
dat als we in de klas spraken over het verschil tussen het naturalisme en het
existentialisme. Is het lot van een mens al bepaald bij de geboorte of is het
fundamentele recht van de mens de mogelijkheid om keuzes te maken en zichzelf
daardoor te definiëren? Het onderwijs in mijn vak, de Franse taal, was in die
tijd vooral het bijdragen aan persoonlijke vorming en het nadenken over
tradities. School heeft een belangrijke functie voor de samenleving als het
gaat om het doorgeven van normen en waarden. Juist daar ligt ook de potentie
van mijn vak. Maar ook is dat de motivatie voor mijn docentschap: jonge mensen
op weg naar volwassenheid handreikingen bieden om te leren het leven te vieren
en weerbaar in de wereld te durven en te kunnen zijn. Het waren jaren waarin ik
altijd leerlingen had die mijn vak gingen studeren.
Geleidelijk kwam er een
ommekeer. Het onderwijs kwam steeds meer in een meetcultuur terecht en het
onderwijsproces werd synoniem aan platte cijferreeksen, het liefst van
internationale classificatietabellen waarin we onszelf konden vergelijken met
andere landen. De discussie ging hoe langer hoe minder over de kern van goed
onderwijs, maar steeds meer over wat de opbrengsten en het rendement ervan waren.
Het onderwijsjargon bestond uit termen als opbrengstgericht, evidence-based, efficiëntie
en doeltreffendheid. Indien de resultaten niet conform de verwachtingen waren, werd
er op landelijk niveau een toets tussen geplaatst als extra controlemiddel alsof
dit de beste remedie was. Op schoolniveau hebben talrijke secties het afgelopen
decennium plannen van aanpak moeten schrijven voor een management dat met deze
opdracht een oordeel van wantrouwen uitsprak. De cultuur van meten en
vergelijken sloeg door en dit had zijn repercussie op de inhoud van het
onderwijs. De disbalans tussen de drie bovengenoemde domeinen werd steeds
groter ten gunste van het kwalificatiedomein. Veel examinatoren begonnen het
hebben van examenklassen ook meer belastend te vinden. Als laatste docent in
een estafettereeks werd de examinator vooral afgerekend op de finale toetsing
van het CE. Was het verschil SE (Schoolexamen) en CE niet te groot? Hoe was de
score t.o.v. het landelijk gemiddelde?
Jarenlang ben ik zo’n
docent in disbalans geweest die zich gegijzeld voelde door een productieachtig systeem
waarin ik niet geloofde. Het onderwijs werd gereduceerd tot één doel: voldoende
scores behalen in de rankinglijstjes. De
pedagogische dimensie van denken over onderwijs als een existentieel proces verdween
steeds meer naar de achtergrond. De spagaat waarin met name talendocenten
zitten vanwege de verschillende vaardigheden die getoetst worden bij het SE
tegenover die van het CE maakte dat veel talendocenten teaching to testing
gericht werden met als gevolg dat ze steeds meer de nadruk legden op het lezen
van examenteksten. De vraag waartoe dit onderwijs diende drong zich steeds
vaker aan me op. Het klaarstomen voor het CE had weinig te maken met een
voorbereiding op het academische lezen dat mijn leerlingen in
vervolgopleidingen nodig zouden hebben. In het rapport van de vakvereniging Levende
Talen Effecten van sturing op discrepantie tussen cijfers van het centraal
examen en het schoolexamen bij de talen staat dat het welbevinden van
talendocenten mede hierdoor ook is afgenomen. Om mij heen zag ik steeds meer
docenten noodzakelijke vaardigheden verder loslaten ten gunste van die ene heilige
vaardigheid van het CE. Het gaat het kader van deze blogbijdrage te boven om
mijn vurige wens dit CE te herijken te staven met verdere argumenten.
Ook ik heb me steeds
verder laten terugduwen in het domein van de kwalificatie en dat ging ten koste
van de socialisatie en subjectivering. Onderwijs is zeer zeker het zich eigen
maken van kennis en vaardigheden, laat daar geen twijfel over bestaan. Mijn
leerlingen lachen altijd als ik beweer dat het hebben van gedegen parate kennis
noodzakelijk is om snel verbindingen te kunnen leggen in gesprekken, om
creatief te kunnen zijn en om kritisch te kunnen denken. Maar zinvol onderwijs gaat
verder dan alleen objectieve kennisoverdracht, het gaat vooral ook over het openen
van ervaringen en betekenissen en voor veel leerlingen is school de enige plek
waar ze dit soort doorslaggevende ervaringen opdoen. Biesta noemt school
terecht een oefenplaats voor de samenleving; een plek tussen thuis en de straat
waar nog geoefend mag worden. Onderwijs is bedoeld om leerlingen thuis te laten
raken in de wereld. Datgene waar de essentie ligt in talenonderwijs, namelijk
deze mensvormende waarde van literatuur, is door de overkwalificatie van het
meten in gedrang gekomen. Juist in een tijd waarin aanslagen, onthoofdingen en
verdrinkingen deel uitmaken van ons dagelijks spectrum is het een primordiale
taak van het onderwijs om samen met de leerlingen na te denken over wie we
zijn, waar we staan en wat ons collectieve geheugen is. Het is een cruciale
fout om literatuuronderwijs te marginaliseren. Literatuuronderwijs is nadenken over
jezelf in relatie tot deze literaire teksten en het meegeven van een moreel
besef als kompas voor de wereld van de volwassenen.
Maar ik ben terug en sta
zelf weer aan het roer. De ruimte die ik de afgelopen jaren geleidelijk heb prijsgegeven,
heb ik volledig heroverd. Ik ben weer een docent in balans en het voelt als een
bevrijding. Vol tevredenheid kijk ik naar mijn 6vwo-klas. Ik heb mijn
leerlingen goed voorbereid op hun CE, ik heb ze op reis genomen door het
literaire landschap van de Middeleeuwen tot heden, het gros kan zich voldoende
tot goed uitdrukken in de doeltaal en we hebben veel geluisterd naar muziek. We
hebben gedichten en literaire teksten gelezen over vrijheid, teksten over wat
totalitaire regimes met mensen doen en teksten waarin één mens een verschil in
de wereld gemaakt heeft. Mijn 6vwo-klas was diep ontroerd door het boek Par
le Feu van Tahar Ben Jelloun waarin het levensverhaal van Mohammed Bouazizi,
die zichzelf in brand stak en hiermee van de Arabische wereld een brandhaard
maakte, verteld wordt. We hebben nagedacht en gesproken over wat hem bewogen
heeft tot deze daad en mijn leerlingen waren zichtbaar geëmotioneerd.
Een van de laatste lessen beluisterden
we mijn lievelingsgedicht Et un sourire. In deze klas heeft
een aantal leerlingen al persoonlijk verlies meegemaakt. Ik vertelde mijn
leerlingen dat dit gedicht mij altijd hoop gegeven heeft in tijden van verdriet
en het me daarom zo dierbaar is. Op het kruispunt van school en samenleving
hoop ik ze de boodschap mee te geven dat ieder mens hier vroeg of laat mee te
maken krijgt, maar dat er in moeilijke tijden altijd iemand of iets over is om
voor te leven. Een leven, het leven om samen te delen.
Onderwijs is niet alleen
een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.
Et un sourire En
een glimlach
La nuit n’est jamais complète Het is nooit
volledig nacht
Il y a toujours puisque je le
dis Er is
altijd omdat ik het zeg
Puisque je l’affirme Omdat
ik het beweer
Au bout du chagrin une fenêtre ouverte Aan
het eind van verdriet een open raam
Une fenêtre éclairée Een
verlicht raam
Il y a toujours un rêve qui veille Er is altijd een
droom die waakt
Désir à combler faim à satisfaire Een wens om te
vervullen honger om te stillen
Un cœur généreux Een
gul hart
Une main tendue une main ouverte Een gestrekte hand een
open hand
Des yeux attentifs Aandachtige
ogen
Une vie la vie à se partager. Een leven het leven om samen te delen
Paul
Eluard