maandag 14 december 2015

Het werk van Gert Biesta toegepast op concrete lessituaties.

Vrijdag 11 december was ik aanwezig bij de werksessie met Gert Biesta over virtuositeit in het onderwijs georganiseerd door Het ABC (onderwijsadviseurs) in Amsterdam
Nu heb ik vaker bijeenkomsten met Gert Biesta bijgewoond, maar dit was de eerste keer dat wij als deelnemers zelf een vertaalslag zouden maken van zijn gedachtengoed naar een toepassing hiervan in de praktijk.
Bij mijn lesvoorbereidingen vraag ik mezelf voortdurend af welke doeldomeinen ik raak. Niet dat ik iedere les steeds alle drie de domeinen (kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming) aan bod wil laten komen, maar het is inmiddels een vanzelfsprekendheid voor me geworden om een korte lessencyclus tegen het licht van deze drie doeldomeinen te houden. De leidende vraag hierbij is: wat wil ik bereiken?

Na een introductie door Heleen Bouwmans van Het ABC over virtuoos onderwijs en een korte presentatie van Gert Biesta gingen we aan de slag met casussen van de deelnemers. De werkwijze was als volgt: Hester IJseling en ik brachten elk een casus in waarna Gert Biesta hierover in gesprek ging met ons. 

Hieronder de methodiek van de casusbespreking.
  • - Beschrijf de situatie en je eigen handelen.
  • - Waarom deed je dat?
  • - Hoe zitten de drie doeldomeinen daarin?
  • - Wat is de effectiviteit en vormende kwaliteit van je handelen?
  • - Welke spanning en trade offs zie je?
  • - Wat neem je daarvan mee?

Dit is de casus die ik gedeeld heb. Ik heb gekozen voor een recent onderwijsmoment.

 Woensdag 9 december examenklas 6 vwo. 
Deze les staat het lezen van een gedicht uit de Romantiek op het programma. Demain dès l’aube van Victor Hugo. Ik herinner me nog goed dat ik het zelf op de middelbare school las. Het gedicht gaat over verdriet. Hugo die afscheid heeft moeten nemen van zijn geliefde dochter Leopoldine die omgekomen is tijdens haar huwelijksreis op de Seine. Jaren later gaat de dichter op pad en reist hij door het landschap op weg naar haar graf om daar bloemen op te leggen. We lezen het gedicht en luisteren kort naar verschillende muzikale uitvoeringen. Ja zelfs naar een rapuitvoering, maar tot mijn verbazing vinden mijn leerlingen dat maar niets voor dit gedicht. We bestuderen de vorm, het rijmschema, ze ontdekken wat een alexandrijn precies is en we verbazen ons dat een gedicht dat in de eerste strofe lijkt op een liefdesgedicht aan het einde opeens een treurige wending krijgt. Maar we hebben het vooral ook over het verdriet van deze man na het verlies van zijn dochter en waarom hij die lange weg aflegt via bossen, bergen, velden om levende bloemen op haar graf te leggen. 

Eigenlijk wilde ik na het lezen van dit gedicht nog oefenen voor het schoolexamen luistervaardigheid van half januari, maar dinsdagavond, de dag voor deze les, zie ik op het 8 uurjournaal een fragment van het concert van U2 in Parijs. Het afgelaste concert van 14 november, de dag na de aanslagen, werd ingehaald.
Bono de leadzanger van U2 vertolkte in het Frans het eerste couplet van Ne me quitte pas. Ik besluit om geen luistervaardigheid te trainen, maar hier aandacht aan te besteden. Die avond maak ik wat opdrachten bij Ne me quitte pas van Jacques Brel. Ik laat het fragment uit het concert zien waar de namen van alle slachtoffers van 13 november op een groot doek, dat de Franse vlag voorstelt, verschijnen. Ik houd de gezichten van de leerlingen nauwlettend in de gaten en zie grote betrokkenheid.  

 Daarna gaan we aan de slag met de betekenis van het chanson. Wat zingt Bono nu eigenlijk? In welke situaties zeg je tegen iemand Ne me quitte pas; verlaat me niet?

 Na de les blijft X hangen. Dit is het 4e jaar dat ik X lesgeef. X komt uit een diep dal. Wat heeft ze het vorig jaar moeilijk gehad. Regelmatig blijft ze na de les hangen of komt ze zelfs terug naar mijn lokaal na lestijd voor een gesprekje. Zo ook afgelopen woensdag.
“Weet u mevrouw Breek, als het niet zo goed met me gaat dan denk ik altijd maar aan uw liedjes uit de les.”

Dit zijn enkele vragen die Gert Biesta aan mij stelde en een korte weergave van mijn reactie met wat aanvullingen.

Beschrijf de situatie en je eigen handelen. En waarom deed je dat?
De keuze voor het omgooien van deze les was voor mij een innerlijke drive waar ik niet omheen kon. Ik wilde deze emotie van het concert aan mijn klas meegeven. Deze les draaide alles om verdriet. Verdriet van de dichter Hugo om het verlies van zijn dochter en het verdriet van alle slachtoffers in Parijs van wie de namen door de projectie op de Franse vlag levend werden gehouden. Dit viel samen. Ik voelde dat de vorm van deze les het goede was om te doen. Op dat moment prefereerde ik om de kwalificatiekant van de luistervaardigheid te laten voor wat het was en vooral de twee andere domeinen tijdens deze les te beroeren. Eigenlijk stond deze keuze voor een ontmoeting, een aanraking met de klas.
Onderwijzen is voor mij voortdurend deze keuzes maken. Ik houd altijd in mijn achterhoofd dat er in iedere klas leerlingen zitten die van huis uit nooit dit soort ervaringen meekrijgen. School is voor hen vaak de enige plek om in contact te komen met dit soort ervaringen die de wereld voor hen openen. Om met de woorden van Biesta te spreken: voor mij was deze keuze om deze emotie met mijn klas te delen op dat moment onderwijspedagogisch wenselijk en onontkoombaar.

Hoe zitten de drie doeldomeinen erin?
Ik denk dat ik in deze les toch alle drie de doeldomeinen in beeld gehad heb. Wel trad er een verschuiving op van een dominant kwalificatiedoel in deze les naar een grotere focus op het vormingsaspect.
Het kwalificatiedomein was aanwezig door de overdracht van dit Franse gedicht Demain dès l'aube en het bespreken van literaire termen zoals kwatrijn, alexandrijn, strofe, en ''regard intérieur''. Maar ook bij het beluisteren van het chanson Ne me quitte pas kwamen onbekende woorden voor, maakten de leerlingen kennis met één van de grootste chansonniers aller tijden: Jacques Brel en pikten ze tussen de regels door ook nog wat uitspraak mee. Het socialisatieaspect zat vooral in het kennis nemen van tradities rondom verdriet en afscheid nemen. Waarom leg je bloemen op een graf? Maar het belangrijkste domein van deze les was wat mij betreft de persoonsvorming. Dit soort lessen zijn bedoeld om na te denken over jezelf in relatie tot de wereld. Onderwijs is niet alleen een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.

Wat is de effectiviteit en vormende kwaliteit van je handelen?
Ik vermoed dat het merendeel van de klas zich deze les over een jaar nog  herinnert. Een mens herinnert zich emotie. Ik had een klas vol aandacht en betrokkenheid: alle blikken waren op het scherm gericht. Duidelijk was dat deze leerlingen niet immuun waren voor wat er zich op dat moment afspeelde in de wereld. Heb ik mijn plicht verzaakt door deze les niet te trainen voor een op handen zijnde schoolexamen? 
Ik denk het niet. Als docent moet ik deze ruimte nemen. Dit was bij uitstek zo'n situatie waar ik samen met de leerlingen nadenk over de wereld om ons heen, over welke waarden we belangrijk vinden om met elkaar te delen. In mijn onderwijspraktijk voel ik me gedragen door de volgende zin:
''What do you want the children you teach to be like as adults?'' (Ron Ritchhart).

Ik hoop dat deze les en andere onderwijservaringen mijn leerlingen helpen om verantwoordelijk te kunnen en willen dragen voor wat zij straks de wereld in gaan brengen. 

Sommige effecten in het onderwijs zijn nu eenmaal niet meetbaar en daar is deze les een voorbeeld van. 







VICTOR HUGO

dinsdag 7 juli 2015

Waarom docenten voortdurend moeten herhalen wat effectieve studietechnieken zijn.



Loop een willekeurige school binnen en je ziet leerlingen die verkeerde studietechnieken toepassen. Leerlingen zijn geneigd om hardnekkig vast te houden aan leermethoden die ze zich in een eerder stadium eigen gemaakt hebben, ook al zijn deze volstrekt ineffectief. Daarom zal iedere docent zijn leerlingen de volgende boodschap bij herhaling moeten meegeven.


We onderscheiden effectieve en ineffectieve studietechnieken. Onder een effectieve studietechniek verstaan we een leermethode die leidt tot verbetering van je kennis op de lange termijn.

Om lesstof te onthouden heb je te maken met je geheugen. We onderscheiden een korte termijn- , een werk- en een lange termijngeheugen.
Onder lange termijngeheugen verstaan we de bibliotheek in je hoofd waarin kennis is opgeslagen.
Onder werkgeheugen verstaan we je vermogen om bewust informatie, zoals bijvoorbeeld lesstof, te verwerken.
Het korte termijngeheugen stelt je in staat om informatie kort te onthouden bijvoorbeeld iemands telefoonnummer of iemands adres.

Er bestaan twee studietechnieken die weinig effectief blijken te zijn, maar die door veel van jullie worden gebruikt.

1 Je leert weinig van het steeds herlezen van de lesstof.
Kennis van de studiestof wordt niet verankerd in je lange termijngeheugen door de tekst regelmatig te herlezen. Als dit je manier van leren is dan houd je jezelf voor de gek.

Wanneer kan dit herlezen wel effectief worden?
Je leert pas iets als je daarna deze lesstof in je eigen woorden navertelt alsof je het aan een medeleerling moet uitleggen. Dan pas vindt het echte leren plaats!

2 Je leert weinig van het onderstrepen (of markeren) in studieteksten.
Het onderstrepen in lesstof helpt niet bij het memoriseren hiervan. Vaak doe je dit ook nog als je een tekst voor het eerst leest, terwijl je dan eigenlijk nog niet precies weet wat de hoofd- en de bijzaken zijn. Als je wel wilt onderstrepen, doe het dan in ieder geval niet als je een tekst voor de eerste keer doorleest.

Wanneer kan het onderstrepen wel effectief worden?
Het onderstrepen in studieteksten is alleen nuttig als je daarna nog een vervolgactiviteit koppelt aan wat je eerder onderstreept hebt, bijvoorbeeld door hier flash cards van te maken.

Maar er bestaan drie geheugentechnieken die wel erg effectief blijken te zijn!

1 Je leert veel als je je studiemomenten spreidt.
Als je de avond voor een toets urenlang stampt, houd je jezelf helaas weer voor de gek. Je slaat kennis tijdelijk op om het daarna ook weer te vergeten. Dat is precies hetzelfde als een woord schrijven in het zand. Vandaag staat het woord er nog, maar morgen is het vrijwel verdwenen. Gespreid leren zorgt er juist voor dat de opgedane kennis ook echt wordt opgeslagen in de bibliotheek in je hoofd; jouw lange termijngeheugen.

2 Je leert veel als je dat wat je eerder geleerd hebt ook regelmatig uit je geheugen blijft ophalen door jezelf te testen. 
Dit kan d.m.v. een proeftoets, flash cards, een quiz of door je te laten overhoren.
Als je lesstof op deze manier vaak herhaalt dan beitel je als het ware de kennis in je lange termijngeheugen. Bovendien merk je vanzelf of je de stof nog paraat hebt of dat deze is weggezakt en bijgewerkt moet worden. Vergelijk het me het updaten van je computer.

3 Wissel tijdens het leren tussen verschillende vakken en onderwerpen.
Het langdurig oefenen van één vak of vaardigheid is minder effectief dan het switchen tussen vakken/vaardigheden/maakwerk/leerwerk. Juist door deze afwisseling is je brein diep aan het leren omdat je zo meerdere routes aanlegt in je geheugen.

Tot slot
Bouw tijdens het leren een pauze in waarin je jezelf met aandacht vraagt wat je nu zelf van het geleerde vindt en probeer van je lesstof een beeld in je hoofd te maken dan beklijft het leerwerk nog beter!
Laat je tijdens het leren niet afleiden door een bombardement aan emails of what’s appberichten. Je ondermijnt daarmee je werkgeheugen dat daardoor niet op volle kracht kan werken.
Voor leren moet je wel wat moeite doen!

Als iedere docent zijn leerlingen instrueert over deze effectieve studietechnieken, dan pas zal er binnen scholen succesvol leren plaatsvinden en worden scholen echte leergemeenschappen.

Literatuur

Peter C. Brown, Henry L. Roediger III, Mark A. McDaniel (2014). Make it stick. The science of successful learning. Cambridge MA: The Belknap Press of Harvard University Press.
Benedict Carey (2014).  How we learn. The surprising truth about when, where, and why it happens. New York: Random House.


zondag 14 juni 2015

Onderwijs is niet alleen een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.


Het lezen van het boek Het prachtige risico van onderwijs van onderwijspedagoog Gert Biesta maakte mij ervan bewust wat er het afgelopen decennium met mij als docent gebeurd is.
Volgens Biesta bestaat goed onderwijs uit drie domeinen:

·         Kwalificatie: het je eigen maken van kennis en vaardigheden;
·         Socialisatie: je voorbereiden op een leven als lid van een gemeenschap en kennismaken met tradities en praktijken;
·         Subjectivering: vorming van de persoon.

Bij goed onderwijs stelt een docent zich voortdurend de vraag wat hij/zij in elk van deze domeinen wil bereiken en weet hij/zij een balans te vinden tussen deze drie dimensies. Vanzelfsprekend kan het accent verschillen per periode. Vlak voor een examen ligt de nadruk meer op het kwalificatiedomein en in een periode van sociale onrust, zoals bijvoorbeeld na de aanslag op Charlie Hebdo, staat het domein van de subjectivering centraler. Maar bij zinvol onderwijs is er op termijn altijd sprake van een evenwicht.

Dit evenwicht heb ik jaren gehad. Vroeger hield ik me niet bezig met wat voor gemiddelde mijn leerlingen het Centraal Examen (CE) ingingen. Ik beoordeelde de leerlingen op de vraag wat ze waard waren. Ik gaf lessen waar cultuuroverdracht, meningsvorming en denkvaardigheden een wezenlijk onderdeel vanuit maakten. Mooie discussies waren dat als we in de klas spraken over het verschil tussen het naturalisme en het existentialisme. Is het lot van een mens al bepaald bij de geboorte of is het fundamentele recht van de mens de mogelijkheid om keuzes te maken en zichzelf daardoor te definiëren? Het onderwijs in mijn vak, de Franse taal, was in die tijd vooral het bijdragen aan persoonlijke vorming en het nadenken over tradities. School heeft een belangrijke functie voor de samenleving als het gaat om het doorgeven van normen en waarden. Juist daar ligt ook de potentie van mijn vak. Maar ook is dat de motivatie voor mijn docentschap: jonge mensen op weg naar volwassenheid handreikingen bieden om te leren het leven te vieren en weerbaar in de wereld te durven en te kunnen zijn. Het waren jaren waarin ik altijd leerlingen had die mijn vak gingen studeren. 

Geleidelijk kwam er een ommekeer. Het onderwijs kwam steeds meer in een meetcultuur terecht en het onderwijsproces werd synoniem aan platte cijferreeksen, het liefst van internationale classificatietabellen waarin we onszelf konden vergelijken met andere landen. De discussie ging hoe langer hoe minder over de kern van goed onderwijs, maar steeds meer over wat de opbrengsten en het rendement ervan waren. Het onderwijsjargon bestond uit termen als opbrengstgericht, evidence-based, efficiëntie en doeltreffendheid. Indien de resultaten niet conform de verwachtingen waren, werd er op landelijk niveau een toets tussen geplaatst als extra controlemiddel alsof dit de beste remedie was. Op schoolniveau hebben talrijke secties het afgelopen decennium plannen van aanpak moeten schrijven voor een management dat met deze opdracht een oordeel van wantrouwen uitsprak. De cultuur van meten en vergelijken sloeg door en dit had zijn repercussie op de inhoud van het onderwijs. De disbalans tussen de drie bovengenoemde domeinen werd steeds groter ten gunste van het kwalificatiedomein. Veel examinatoren begonnen het hebben van examenklassen ook meer belastend te vinden. Als laatste docent in een estafettereeks werd de examinator vooral afgerekend op de finale toetsing van het CE. Was het verschil SE (Schoolexamen) en CE niet te groot? Hoe was de score t.o.v. het landelijk gemiddelde? 

Jarenlang ben ik zo’n docent in disbalans geweest die zich gegijzeld voelde door een productieachtig systeem waarin ik niet geloofde. Het onderwijs werd gereduceerd tot één doel: voldoende scores behalen in de rankinglijstjes.  De pedagogische dimensie van denken over onderwijs als een existentieel proces verdween steeds meer naar de achtergrond. De spagaat waarin met name talendocenten zitten vanwege de verschillende vaardigheden die getoetst worden bij het SE tegenover die van het CE maakte dat veel talendocenten teaching to testing gericht werden met als gevolg dat ze steeds meer de nadruk legden op het lezen van examenteksten. De vraag waartoe dit onderwijs diende drong zich steeds vaker aan me op. Het klaarstomen voor het CE had weinig te maken met een voorbereiding op het academische lezen dat mijn leerlingen in vervolgopleidingen nodig zouden hebben. In het rapport van de vakvereniging Levende Talen Effecten van sturing op discrepantie tussen cijfers van het centraal examen en het schoolexamen bij de talen staat dat het welbevinden van talendocenten mede hierdoor ook is afgenomen. Om mij heen zag ik steeds meer docenten noodzakelijke vaardigheden verder loslaten ten gunste van die ene heilige vaardigheid van het CE. Het gaat het kader van deze blogbijdrage te boven om mijn vurige wens dit CE te herijken te staven met verdere argumenten.

Ook ik heb me steeds verder laten terugduwen in het domein van de kwalificatie en dat ging ten koste van de socialisatie en subjectivering. Onderwijs is zeer zeker het zich eigen maken van kennis en vaardigheden, laat daar geen twijfel over bestaan. Mijn leerlingen lachen altijd als ik beweer dat het hebben van gedegen parate kennis noodzakelijk is om snel verbindingen te kunnen leggen in gesprekken, om creatief te kunnen zijn en om kritisch te kunnen denken. Maar zinvol onderwijs gaat verder dan alleen objectieve kennisoverdracht, het gaat vooral ook over het openen van ervaringen en betekenissen en voor veel leerlingen is school de enige plek waar ze dit soort doorslaggevende ervaringen opdoen. Biesta noemt school terecht een oefenplaats voor de samenleving; een plek tussen thuis en de straat waar nog geoefend mag worden. Onderwijs is bedoeld om leerlingen thuis te laten raken in de wereld. Datgene waar de essentie ligt in talenonderwijs, namelijk deze mensvormende waarde van literatuur, is door de overkwalificatie van het meten in gedrang gekomen. Juist in een tijd waarin aanslagen, onthoofdingen en verdrinkingen deel uitmaken van ons dagelijks spectrum is het een primordiale taak van het onderwijs om samen met de leerlingen na te denken over wie we zijn, waar we staan en wat ons collectieve geheugen is. Het is een cruciale fout om literatuuronderwijs te marginaliseren. Literatuuronderwijs is nadenken over jezelf in relatie tot deze literaire teksten en het meegeven van een moreel besef als kompas voor de wereld van de volwassenen. 

Maar ik ben terug en sta zelf weer aan het roer. De ruimte die ik de afgelopen jaren geleidelijk heb prijsgegeven, heb ik volledig heroverd. Ik ben weer een docent in balans en het voelt als een bevrijding. Vol tevredenheid kijk ik naar mijn 6vwo-klas. Ik heb mijn leerlingen goed voorbereid op hun CE, ik heb ze op reis genomen door het literaire landschap van de Middeleeuwen tot heden, het gros kan zich voldoende tot goed uitdrukken in de doeltaal en we hebben veel geluisterd naar muziek. We hebben gedichten en literaire teksten gelezen over vrijheid, teksten over wat totalitaire regimes met mensen doen en teksten waarin één mens een verschil in de wereld gemaakt heeft. Mijn 6vwo-klas was diep ontroerd door het boek Par le Feu van Tahar Ben Jelloun waarin het levensverhaal van Mohammed Bouazizi, die zichzelf in brand stak en hiermee van de Arabische wereld een brandhaard maakte, verteld wordt. We hebben nagedacht en gesproken over wat hem bewogen heeft tot deze daad en mijn leerlingen waren zichtbaar geëmotioneerd. 

Een van de laatste lessen beluisterden we mijn lievelingsgedicht Et un sourire. In deze klas heeft een aantal leerlingen al persoonlijk verlies meegemaakt. Ik vertelde mijn leerlingen dat dit gedicht mij altijd hoop gegeven heeft in tijden van verdriet en het me daarom zo dierbaar is. Op het kruispunt van school en samenleving hoop ik ze de boodschap mee te geven dat ieder mens hier vroeg of laat mee te maken krijgt, maar dat er in moeilijke tijden altijd iemand of iets over is om voor te leven. Een leven, het leven om samen te delen.
Onderwijs is niet alleen een productieproces, maar bovenal een vormingsproces.

Et un sourire                                                     En een glimlach
La nuit n’est jamais complète                             Het is nooit volledig nacht
Il y a toujours puisque je le dis                           Er is altijd omdat ik het zeg
Puisque je l’affirme                                            Omdat ik het beweer
Au bout du chagrin une fenêtre ouverte              Aan het eind van verdriet een open raam
Une fenêtre éclairée                                          Een verlicht raam
Il y a toujours un rêve qui veille                         Er is altijd een droom die waakt
Désir à combler faim à satisfaire                        Een wens om te vervullen honger om te stillen
Un cœur généreux                                            Een gul hart
Une main tendue une main ouverte                    Een gestrekte hand een open hand
Des yeux attentifs                                             Aandachtige ogen
Une vie la vie à se partager.                              Een leven het leven om samen te delen

Paul Eluard